(melodie: Alle volken looft de Here)

Al wat ademt leeft op aarde
stipjes in het firmament.
Van onschatbaar grote waarde
die zijn weerga nergens kent.
Schepselen die mogen leven
van een mug tot aan een mens.
Dat kan God alleen maar geven
vanuit liefde zonder grens.

Onze aarde is een vlekje
in 't onmetelijk heelal.
En God geeft ons daar een plekje
op die kleine, ronde bal.
't Is voor ons niet te bevatten
hoe groot onze Schepper is.
Maar Hij schenkt ons al Zijn schatten
als een groot geheimenis.

Altijd zoeken wij verklaring,
maar bewijs loopt steeds weer mank.
't Leven is een Gods ervaring,
die ons oproept tot Gods dank.
Het gaat ons verstand te boven,
slechts de Schepper kent ´t geheim.
Laten wij Zijn grootheid loven,
dank dat wij Zijn scheps´len zijn.

Minuscuul zo is ons wezen
dat van God oneindig groot.
Daarom mag de Heer geprezen,
door de mens in ademnood.
Wil jij Gods bestaan bestrijden
omdat jij Hem niet kunt zien?
Dan vraag ik jou klein, bescheiden:
'Is Hij soms te groot misschien?'