Heer, woorden voor uw grootheid vind ik niet:
stamelende, gebrabbelde babeltaal
die in zichzelf verdwaald vlakbij mijn mond.

Laat dan, Heer, mijn daden en gebaren zingen,
mijn handen en ogen juichen; een loflied
van liefde opklimmend langs mijn leven tot u.