Jij die voor je naaste moest zorgen,
jouw leven ging niet over rozen.
Al bleef jij met toewijding zorgen,
je had niet voor die taak gekozen.

Toch zag jij je werk niet als een plicht,
God had jou die opdracht gegeven.
Naast de lasten die jij had verlicht,
was 't hart vervuld van medeleven.

Zorgzaam zonder maar iets te vragen,
droeg jij een glimlach op je gezicht.
Bereid om jouw broeder te dragen,
was je slechts op zijn welzijn gericht.

Je bleef toegedaan tot 't laatste toe,
maar wat als het lichaam niet meer wil.
Niet verwonderlijk, het was te moe,
nu mag het rusten sereen en stil....

Voor 't liefdeswerk dat je hebt verricht,
looft Hij jouw leven goed afgerond.
Groot feest zal Hij hebben aangericht
voor wat jij zo vanzelfsprekend vond.