Is Christus dan niet altijd bij mij,
tot het einde van de wereld?
Dat heeft Hij toch in Zijn Woord verteld.
Toch is Hij opgevaren en bleef niet aan mijn zij.

Ja, naar het lichaam is Hij niet meer hier,
maar naar Zijn Godheid en Majesteit,
wijkt Hij nooit meer van mij, dat is een feit.
Dat staat vast, al is het anders dan op mijn manier.

Want met Zijn Geest en genade,
wjkt Hij van mij: Nimmermeer.
Dus is het geloven, zondermeer.
Niet zien en toch geloven; zo slaat Hij mij gade.

Christus heeft Zijn Geest gezonden,
opdat Die mij indachtig zou maken.
Alles, wat Hij mij heeft doen verkonden.
Om daaraan vast te klampen en niet los te raken!

Is dat geen goede ruil geweest?
Hij boven, voor mij ten goede.
Zijn Geest hier in mij, opdat Die mij hoede.
Heere leidt mij dan, door Uw Woord en Geest

                       (n.a.v. vr. en antw. 47)