Wat wordt in het eerste gebod geboden?
Dat ik naast God niet zal hebben andere goden!
Die zijn een doorn in Gods ogen
en hebben het op mij gemunt, om mij te doden!

Als mij mijn zaligheid lief is
en mij Gods eer alles, ja ook alles is.
Dan zal ik die afgoden vlieden en mijden.
Alhoewel ze mij omringen van alle zijden.

Dan mag ik mij aan Hem in liefde onderwerpen;
in vrijmoedigheid, maar ook in ootmoedigheid.
Niet als hooggevoelende, maar in eerbiedigheid
en al wat niet tot Zijn eer is: Verwerpen!

Dan mag ik van Hem alle goeds verwachten,
wat alle strijd zal verzachten;
Die ik in dit leven heb, ook als ze mij verachten.
In Hem en nergens anders in zijn mijn krachten!

Staat zo Zijn heiligheid in mijn hart gegrift?
Dan zal ik ook niet op schepselen afgaan,
maar vragen naar Gods wil, nu en voortaan.
Dat is niet uit mij, maar het is Gods genadegift!

                           (n.a.v. vr. en antw. 94 H.C.)