Zijn heerlijkheid brengt mij zoveel nut!
Hij, als het Hoofd van Zijn kerk; bewaart haar.
Dus als Zijn lidmaat; mag ik nooit zijn ingedut,
maar moet ik altijd wakker zijn en wezen daar:

Waar Hij Zijn hemelse gaven op mij kan uitgieten!
Dus ik moet staan, daar waar het "regent",
van Zijn genade, waardoor Hij mij zegent.
Daar moet ik zijn, of Zijn genade zal voor mij er bij "inschieten".

Want zonder die hemelse gaven,
kan ik nooit staande blijven.
Zal ik steeds weer het kwade willen bedrijven,
kom ik niet aan in de veilige Haven!

Gelukkig heeft Hij ook in mijn leven alle macht.
Wil Hij door de Heilige Geest met kracht,
die door mij en Zijn kerk, biddend wordt ingewacht.
die mij bewaart voor al mijn vijanden, ook die in schapenvacht!

Ja Hij wil en zal mij beschutten.
Mijn beloften maak ik waar; gebruik die als "stutten".
En zo krijg ik steeds meer "nutten".
Die ik uit Zijn heilsfonteinen mag putten!

                       (n.a.v. vr. en antw.51)