De eerste bede: Uw naam worde geheiligd.
Dat ik Uw naam recht mag kennen;
Mij geheel en al aan U mag gewennen.
Mij in U weet beveiligd.

Dat ik U kennen mag in al Uw werken.
In al Uw wijsheid, almacht en goedheid,
gerechtigheid, barmhartigheid en waarheid.
Ja, dat ik U in dit alles erken!

Dat ik U mag heiligen, prijzen en roemen.
Heel mijn leven naar Uw wil mag schikken,
want U wilt over heel mijn leven beschikken
en mij niet (al heb ik het verdiend) wilt verdoemen.

Dat Uw naam niet om mij wordt gelasterd,
maar mijn leven aan Uw eer mag zijn gewijd.
Daarom is het ook, dat ik U verbeid,
om U niet te vloeken, ook niet verbasterd!

Dat ik U mag eren en prijzen;
Uw gerechtigheid met mij mag reizen.
Dat ik anderen naar U mag verwijzen,
opdat zij met mij voor U mogen verschijnen.

                         (n.a.v. vr. en antw. 122 H.C.)