Waarom bid ik: Die in de hemelen zijt?
Hij is toch God, is het dan niet vanzelfsprekend?
Velen belijden van niet, maar het is een heerlijk feit;
Voor het ware geloof allesbetekenend!

God, boven mij in de hemel.
Hoog boven mij en alles verheven;
toch woont Hij ook hier beneden:
in en onder het mensen gewemel.

Ja, Hij wil wonen bij dien,
die nederig is van geest.
Verbroken door zonden, die de Heilige Geest laat zien.
Dat is het wat God, in die gebroken harten leest!

En toch! Ja toch het hoofd omhoog,
het hart naar boven; daar is mijn Heiland.
Hier beneden is het niet--want de satan loog--!
Daarboven bij mijn Vader is mijn vaderland.

Hij is mijn God, nooit klein van Hem denken,
van Hem die toch zo hoog is verheven.
Hij staat daar als het ware te wenken:
Kom tot Mij vermoeide, word van je last ontheven!

                               (n.a.v. vr. en antw. 121 H.C.)