De morgen die het daglicht openbloeit,
de duisternis door zonlicht weer vervloeit
de tijd dat Gods stem van genade groeit,
een twijg ten leven,
roept Hij mij om aan Hem mijn hart te geven
tot eer van Hem.
Hij blijft met heil m' omringen
en laat mijn hart Zijn grote liefde zingen,
ik volg Zijn stem.

Het daglicht dat mij in de morgen schijnt
en tot de avond niet van mij verdwijnt
maakt dat ik niet in moeit' en pijn verglijd
maar zoek naar vreugde.
U bent de God die mij het hart verheugde,
U bent mijn Heer.
'k Mag mij geborgen weten,
heb wijn gedronken, brood tot heil gegeten,
Keer tot U weer!

Nu U ook deze dag mijn leven draagt
en met Uw kracht mij in 't geloven schraagt
is niets er meer dat U mijn hart nog vraagt
dan trouwe zorgen.
Bij U, mijn God, weet ik mij steeds geborgen
tot eeuwigheid.
Ik zal in vreugde werken
omdat U trouw aan mij wilt laten merken
in deze tijd.

Melodie gezang 179; liedboek voor de kerken