De jonge bewoners zijn lid van een koor,
de vrouw is een alt, de man zingt tenor,
met buurvrouw Sopraan en haar man Bas Motet
vormen ze samen een aardig kwartet.
Iedere zondag klinkt hun gezang
in harmonie en samenhang.

De buren in de huizenrij
luisteren aan elke zij.
In hun stilte klinkt Gods vrede,
door de muren zingt een bede.
De één weet van de ander niet
hoeveel moois God zelf hier biedt.