Heer, dat ik toch slapen kon,
toen Gij voor mij waakte,
toen uw bange dood begon
en Gij vrede maakte.
Heer, laat mij,
aan uw zij,
nu toch kunnen geven,
lijf en ziel en leven.
 

Heer, ik zei dat 'k u niet ken,
toen Gij hebt geleden,
dat ik niet de uwe ben,
Gij volgt m' op mijn schreden.
Heer, neem mij,
nu terzij,
maak mij toch een herder
dan alleen kan 'k verder.

Aan het kruis heb ik gespot:
"Wil het wonder geven!
Roep dan tot de Here God,
dat wij willen leven!"
Wat een schrik,
Heer als ik,
niet bij U mag komen:
Berg mij bij uw vromen.


Gij, Heer, ziet ons allen staan,
onze grote zonden;
raak ons in uw dood nog aan,
red ons door uw wonden:
Kom tot mij,
want Ik zei:
"Ik wil voor u zorgen,
tot Gods grote Morgen."


Melodie: gezang 483 liedboek voor de kerken.