U bid ik in de stilte, Heer,
in ootmoed kniel ik voor U neer.
Ik bid U om het hemels land,
geborgen in Uw Vaderhand.

U vraag ik in de stilte weer,
geef mij Uw liefde, trouwe Heer.
Ik vouw voor U mijn handen saam,
mijn zonden noem ik U bij naam.

U bent er, spreekt een innig woord,
U hebt mijn beden aangehoord.
U legt Uw trouwe hand op mij,
maakt van mijn zondenlast mij vrij.

Dan mag ik van Uw altaar gaan,
met vreugde in de wereld staan,
vertellen van genade weer,
die G’ ieder geeft, mijn God en Heer.

Melodie gezang 239 Liedboek voor de kerken ( 1973)