Prijs, Israël, uw God en Koning,
zijn trouw omspant de eeuwigheid.
Vul met uw vrolijk lied zijn woning,
zijn trouw omspant de eeuwigheid.
Aärons huis laat het maar horen:
zijn trouw omspant de eeuwigheid.
Zing, wie de Here  toebehoren:
zijn trouw omspant de eeuwigheid.

Ik heb de Heer om hulp gebeden,
Hem al mijn moeiten voorgelegd.
Zoals mijn God is er geen tweede,
Hij heeft de strijd voor mij beslecht.
Met Hem hoef ik voor niets te vrezen,
ik ken geen angst en zorgen meer.
Mijn Here zal mijn helper wezen,
ik kijk op al mijn haters neer.

Stel nooit op mensen je vertrouwen,
zij hebben vaak een hart van steen.
Op mensenmacht kun je nooit bouwen,
jouw fundament is God alleen.
Door bozen in het nauw gedreven,
ben ik er bijna aan gegaan.
Als door een bijenzwerm omgeven
heb ik daar hulpeloos gestaan.

Maar toen ik hen Gods naam liet horen
en mij beriep op God, de Heer,
werd in mijn hart de hoop herboren,
zij vormden geen bedreiging meer.
Zij kwijnden weg in angst en beven,
als dorens die in 't vuur vergaan.
Want zij bekochten met hun leven,
het kwaad dat zij hadden gedaan.

Mijn leven is in God geborgen,
ik zijng mijn lied; hoe wonderbaar
verloste Hij mij van mijn zorgen,
Hij redde mij uit groot gevaar.
Ook in de tent van wie Hem vrezen,
wordt hulde aan de Heer gebracht.
Uitbundig wordt zijn naam geprezen,
Gods rechterhand, dat is zijn macht.

Om God te loven mag ik leven,
Hij is de bron van mijn bestaan.
Zijn daden zijn mij bij gebleven,
die zal ik blij vertellen gaan.
Hij strafte mij wel om mijn zonden.
Ondanks de wonden die Hij sloeg,
ben ik niet door de dood verslonden,
omdat Hij mij op handen droeg.

Heer, laat mij door de poorten binnen,
de poorten van gerechtigheid.
Ik ben verrukt van ziel en zinnen,
want binnen blinkt uw majesteit.
Wie van U houdt mag bij U komen.
Mij gaf U antwoord op mijn klacht.
U heeft het voor mij opgenomen
en in de ruimte mij gebracht.

Uw bouwwerk zult U zelf funderen,
de hoeksteen heeft U zelf gelegd.
De vaklui moeten heel wat leren,
door hen was hij die plaats ontzegd.
Zij hebben hem opzij gesmeten
en als onbruikbaar afgedaan.
Maar U heeft fijntjes laten weten,
zelf op een hoger plan te staan.

Dit is een dag om blij te zingen,
een vreugdedag voor onze Heer.
Voor wat wij uit zijn hand ontvingen,
vrede en voorspoed keer op keer.
Wij zegenen de grote Koning,
Hij komt ons heerlijk tegemoet.
Wij zegenen Hem uit zijn woning,
lof zij de Heer, ons hoogste goed.

Prijs God, de Heer, uw licht en leven,
bij de altaren Hem gewijd.
Uw offergaven mag u geven
uit liefde en uit dankbaarheid.
U bent mijn God, U zal ik loven,
U bent mijn ziel en zaligheid.
U gaat ons klein verstand te boven,
uw trouw omspant de eeuwigheid.

Melodie:  Ps  118