In het duister van de nacht,
als de slaap op zich laat wachten.
Donker worden mijn gedachten,
niets meer wat mijn pijn verzacht.
Componeer ik ruimte, licht,
in een prachtig vergezicht.
Leven zonder aardse pijn.
Dicht in Gods nabijheid zijn.
Waar 'k met alle hemelingen
Hem mijn lofzang toe mag zingen.

Hemelkoren dragen mij,
aan mijn zorg en pijn voorbij.
Staande voor de witte troon
van het Lam, Gods eigen zoon.
Daar vervagen al mijn vragen
'k Heb zelfs geen waarom,
als ik inslaap met de bede:
'Komt U spoedig Here?
Kom.!