Weer werd onschuldig bloed vergoten.
Levens zinloos neergeschoten.
Geen en'kle ziel mocht overleven.
Het deed de mensheid sidd'rend beven.
 
Wie legt hier rekenschap van af?
Voor 't delven van dat massagraf?
Door welke kracht liet hij zich leiden?
Wie wil hem van die schuld bevrijden?
 
Wie verlost verwanten van hun zorgen?
Wie staat hun bij steeds, elke morgen,
Met dat smartelijk verlies,
Van die een laatste adem blies.
 
In een zee van beden om hun heen.
Staan ze Goddank niet alleen.
In huiver om hun toekomstbeeld
Wordt hun smart zo half gedeeld.
 
Moge zij de steun ervaren
Die heftig lijden wil bedaren.
Zo wonden ooit nog mochten helen,
Littekens blijven, bij die velen.
 
Wat had een mens een mens te bieden
In onheil, dat hun toen geschiedde?
Het was gebed en medeleven,
Bedoeld als troost, misschien heel even.