De discipelen gingen weer naar zee,
om zoals voorheen te vissen.
Dat hebben ze lang niet gedaan.
Wat zal er door hen heen zijn gegaan?
Ze namen hun visgerei weer mee;
Hebben ze nu alles, of zullen ze wat missen?
Ze deden hun best, maar niets vingen zij
en daar op de oever stond Hij,
maar ze wisten het niet,
dat het hun Meester was
en dat kwam Hem precies van "pas".
Hij roept en doet alsof Hij hun strijd niet ziet;
Kinderkens, hebben jullie niet wat vis?
Ontredderd zeggen zij nee.
Werp het net dan aan de andere kant in zee.
Dan zeg Ik u: Dan is het niet mis!
En......?  Een net vol vissen!
Ze konden ook niet missen,
want Hij bestuurt ook de vissen!
En dan zegt Johannus tegen Petrus:
Het is de Heere Jezus!
Dan is Petrus niet meer te houden.
Werpt zich in zee en komt behouden,
bij zijn Meester op de oever aan.
Een vol net, dat was het,
wat hun verbaasd deed staan.
Honderd - drie - en - vijftig!
Dat was voor hen heel heftig.
Ze keken Hem aan.
Niemand durfde te vragen, wie bent U?
Het begon bij hen te dagen en nu?
Ja, zo is Hij hun geopenbaard
en kregen van Hem een behouden vaart.
Hij spreekt met hun in liefde, maar ook met gezag.
De Bijbel maakt daarvan gewag.
Ga ik ook voor Hem overstag?
En zeg daarmee tegen de wereld: gedag
Staat er op mijn levensscheepje: Zijn vlag?
Dan vaar ik op veilige grondslag.
En komt er dan een zeeslag,
dan is op mij gericht: Zijn oogopslag!