Jezus werd geboren,
als Koning van 't heelal.
Niet in een duur paleis,
maar bij de dieren in de stal.
 
Er was blijdschap bij de herders,
die hun schapen hoedden in het veld.
Er was verwarring bij Herodes,
De wijzen hadden Jezus komst gemeld.
 
Engelen zongen over vrede,
in hun eigen lied.
De Heiland is geboren,
de redder van 't geknakte riet.
 
Hij zal niet zwijgen,
noch zijn stem verheffen.
Hij zal het kwijnend licht niet doven,
maar zondaars in hun harten treffen.
 
Hij genas zoveel mensen,
maar geen onderscheiding van zijn land.
Een doornen kroon, een kruis werd hem gegeven,
de redder van Gods rechter hand.
 
De velen, velen, die Hem volgden,
bogen 't hoofd, als het geknakte riet.
Alles leek zo aardedonker,
maar dat was het niet.
 
Het licht kwam in die morgen,
een engel stond bij 't open graf.
Het kwijnend licht werd helder,
na die donkere nacht.
 
Er was verwarring bij de overpriesters,
toen de engel 't antwoord gaf.
Het geknakte riet herleefde,
toen Jezus opstond uit het graf.

Jan van der Veen
Uit: Licht en Hoop (De roep van het verlangen)