daar liepen zij, in de namiddag
naar Emmaüs, vanuit Jerusalem
dat elf kilometer verder lag;
zij spraken samen, men hoorde hun stem

over wat in Salem was geschied
wat er voorgevallen was die dagen;
toen kwam Jezus bij hen, en Hij liet
hen stilstaan, daar, en Hij hen ging vragen:

wat zijn dat voor gesprekken van u
die ge met elkaar hebt, bij ’t wandelen;
daar was Kleopas, hij zei: hoe, U,
weet Gij niet, hoe men is gaan handelen

met Jezus uit Nazareth, profeet,
machtig in werk en woord, voor mens en God;
het Sanhedrin heeft Hem, naar men weet
veroordeeld, met de dood voor Hem als lot

wij echter hoopten dat Hij het was
Die Isr’el tot verlossing zou leiden;
het is nu de derde dag, zo pas
hebben wij vrouwen gehoord, die zeiden:

wij hebben bij ’t graf eng’len zien staan
die zeiden ons: Hij is niet hier, Hij leeft;
Petrus en Johannes zijn gegaan:
bij ’t graf vonden zij niets wat ons hoop geeft

toen zei Hij tot hen: wil Mij horen,
want de Christus moest dit alles lijden,
dat lag eeuwig vast, van te voren,
om u van zond’ en schuld te bevrijden

zij naderden het dorp Emmaüs,
Hij deed alsof Hij verder wilde gaan,
zij drongen sterk bij Hem aan, aldus:
Heere, wil acht op onze bede slaan

blijf bij ons, de avond is nabij
en de dag van heden is reeds gedaald;
toen ging Jezus bij hen binnen, Hij,
Die op Golgotha alles had betaald

het geschiedde, toen Hij daar aanlag
dat Hij het brood nam en de zegen sprak;
toen herkenden zij Hem, op die dag
bij wijn en brood dat Hij daar voor hen brak

zij zeiden: Hij deed ons hart branden
toen wij onderweg hoorden naar Zijn stem,
Hij verrees uit de doodse banden:
komt, laat ons gaan naar Jerusalem

zij kwamen daar aan, en zij hoorden:
de Heere, Hij is waarlijk opgestaan;
wat zijn ook wij blij om die Woorden:
ook voor ons is Hij de dood doorgegaan

bij Lucas 24: 13-35