Hij was een vreemdeling
in ons midden,
Hij leerde ons tot
Zijn Vader bidden.
Vertelde verhalen,
kon zieken genezen,
alle mensen wilden
graag bij Hem wezen.
                                     
Wij waren van de wereld en
hielden van ons aards bestaan,
maar op een dag zagen wij Hem
op een wolk naar de hemel gaan.
Wij voelden ons door
Hem alleen  gelaten,
we voelden ons ook vreemdelingen
en kregen het in de gaten.
 
We leven nu nog als
vreemdelingen hier beneden,
maar dit hoort straks
eenmaal bij het verleden.
Dan mogen we op de nieuwe
hemel en aarde verder  te leven,
en hier zal niemand een
vreemdeling wezen.