In de hoek van een grote muur
zorgvuldig gerestaureerd,
heb ik rond het middaguur
mijn liefste Heer geëerd.
Op de treden van de trappenrand
die reusachtig’ stenen rij
legd’ ik eerbiedig mijne hand
en ik verwonderde mij.
Hier zette Hij zijn voeten neer
op deez’ treden groot en koud.
Ik voel me klein, onwaardig Heer,
maar Gij zijt mijn behoud.