Zachtjes dwarrelen de bladeren
van mijn hoge levensboom.
Ontbloten zo de aderen.
Ik voel me leeg en loom.

De kleuren vallen om me heen,
daar ligt nu mijn verleden.
Ik kijk er naar, zo heel alleen,
dat was toch eens mijn 'heden'.

soms dor, maar ook gekleurd,
daar ligt het neergeslagen.
Van alles wat er is gebeurd,
van alles wat er is gedragen.

Eens was het groen als gras.
Maar nu met vele kleuren.
Dit is nu wat de zomer was,
en wat in 't leven kon gebeuren.

Nu draag ik in mijn armen
de hoop van 't nieuwe groen.
Tot hier Gods zon mij komt verwarmen
en ik het lentefeest mag overdoen.