Ik sta huilend met mijn hand tegen mijn hoofd.
Ik ben in die kleine huiskamer.
Ik zie je doorgaan met je naaiwerk.
Ik hoor dat pappie thuiskomt.
 
Ik ben in die kleine huiskamer
Zó alleen voelde ik me nog nooit.
Ik hoor dat pappie thuiskomt.
Ik weet dat paps me wél zal troosten.
 
Zó alleen voelde ik me nog nooit.
Ik kan nergens anders naartoe.
Ik weet dat paps me wél zal troosten.
Er komt bevrijdende liefde binnen.
 
Ik kan nergens nergens anders naartoe.
Ik voel me afhankelijk en klein.
Er komt bevrijdende liefde binnen.
Ik kan paps vertellen wat je deed.
 
Ik voel me afhankelijk en klein.
Ik zie je doorgaan met je naaiwerk.
Ik kan paps vertellen wat je deed.
Ik sta huilend met mijn hand tegen mijn hoofd.
 
1 Cor. 13:4 en 5
 
Vervolg van “De andere wang na die eerste klap”
(zo hard tegen mijn hoofd dat ik sterretjes zag)