wanneer de stilte van de tuin zich nestelt
tussen mijn twee oren
gelijk vleugels van een duif
ontmoet ik U op de weg
waar waarheid en leven bomen zijn

vereer ik U met de mirre van mijn diepste binnenkant

-nog luiert het licht op struikenbladeren
terwijl het beeld van de avondlucht
bibberend blijft hangen-

vereer ik U met de hitte van mijn zwijgen
gevat in gebaren van aanbiddende handen

hoor ik Uw wieken waaien
voel Uw mond fluisteren
Uw woorden stromen als een rivier vol rinkels
ademt U glinsterend om mij heen

mag ik binnen

ik zal zwijgend spreken
liploos zoenen
vleugellam vlinder zijn
tot ik Uw naam uitblaas