Het plein was klein, het monster levensgroot
en vijftien meter was voor hem echt geen partij,
een paar seconden naar een wrede dood,
wie denkt daar aan; men stond er vrolijk bij,

toen werd het donker als de zwarte nacht,
minder nog dan een ademtocht; het was voorbij,
het monster had zijn wrede taak volbracht,
het marktplein werd een ware doodsvallei,

de witte bloemen voor wie hier gestorven zijn,
als zachte tonen van een stervend slotakkoord,
troost voor wie verder leven in verdriet en pijn,

een tocht, van groot en klein; geen stem wordt nog gehoord,
men draagt elkaar op het voortaan verloren plein,
in deze stilte heeft God zelf het laatste woord.