Hij blikt op zijn leven terug,
hij is nu zesentachtig
het laatste hoofdstuk van zijn levensboek.
In dat boek staat heel veel moois,
maar 't wordt hem soms te machtig
wat dat betreft valt voor hem snel het doek.
Hij denkt aan zijn ouders en zijn jeugd
tijden van verdriet en ook van vreugd.
En dan zijn verkeringstijd,
verliefd zijn dat was prachtig.
Dat was de mooiste tijd zo hij zich heugt

Nu zit in het verpleegtehuis,
een klein hoopje ellende
diezelfde liefde en dat doet hem zeer.
Zover heen, dat als hij komt,
zij hem niet eens herkende
daarom hoeft het echt voor hem niet meer.

Hij neemt voor haar een bakje mee,
met gesneden vruchten.
Stukjes stopt hij telkens in haar mond
Hij blijft bij haar, maar het liefste zou hij vluchten.
Hij loopt met haar een blokje rond.
Vroeger liepen zij zo hand in hand
op vakanties aan het Noordzeestrand
Huilen heeft hij nooit gedaan,
dus moet hij heel diep zuchten
en hij wordt door weemoed overmand.

Hij blikt op zijn leven terug,
hij is nu zesentachtig.
het laatste hoofdstuk van zijn levensboek
in dat boek staat heel veel moois,
maar het wordt hem soms te machtig
wat dat betreft valt voor hem snel het doek
Hij kust zijn vrouw en hij gaat naar huis.
naar zijn krantje, koffie en de buis
Maar wat hij gelooft, wis en waarachtig
nog even en ze zijn weer samen thuis
Hans Cieremans