Ik ben mezelf niet
Dit geeft me verdriet
Doet me alleen staan.

Niemand mag ’t merken
Wil het verwerken
Wat hij heeft gedaan.

Ik riep hard om hulp
Kroop toen in mijn schulp
Maar dit had geen baat.

Hij liep op mij af
Met een grote draf
Onbewust van kwaad?

Het begerig oog
Wat tegen mij loog
"Ik doe je niets aan".

Ik lag op de grond
Met een dichte mond
Kon hij z’n gang gaan.

't Lichaam werd ontbloot
Als of hij genoot
Van het betasten.

Ging zelfs naar binnen
Was buiten zinnen
Nu dus gebarsten?

Ik door hem ontmaagd?
Vreemde dit gewaagd?
Ik was gebroken.

Hij liet mij alleen
Toen het genoeg scheen
Kon ik wel koken.

Ik wil vergeten
Ik wil niet weten
Wat er gebeurd is.

Tóch maar voortleven
Met het gegeven:
Het is echt niet mis.

In mijn hart opstand
Waar was toch Gods hand?
Die mij bewaarde?

Ik weet het niet meer…
Bid maar tot de Heer:
"Dank dat U spaarde".

Gebroken bestaan
Verscheurd verder gaan
Nóóit meer mezelf zijn.

Knielend gelegen
Biddend om zegen:
Gedenk in mijn pijn!

Red mijn verkrachter
Roep ik steeds zachter
Gedenk ook aan mij!

Genees mijn wonden
Vergeef mijn zonden.
Blijf dicht aan mijn zij!

(gedicht beschreven vanuit werkervaring)