Een tent, zorgvuldig opgebouwd,
statig staat hij daar, aan de waterkant
genietend van het leven,
van zon, maan, zee en land.
Een storm steekt op
het tentdoek scheurt uiteen
een naald en een draad
brengen de lappen nog wat bijeen.
Maar na een laatste windvlaag
is er geen houden meer aan
de stokken redden het ook niet meer
de tent blijft niet meer staan.
De Maker komt, staat stil,
en huilt om wat Hij ziet
Zoiets moois, totaal kapot,
het doet Hem veel verdriet.
Dan pakt Hij heel voorzichtig
alle stukken bij elkaar
en zegt, kom nu maar mee,
je eeuwige woning heb Ik al klaar.

n.a.v. 2 Korinthiers 5:1