Jij, visser, met je grote mond,
je grootspraak en je stoere taal,
jij die je mannetje wel stond,
de dapperste van allemaal,

jij, visser, die de weg wel wist
die Jezus Christus had te gaan,
wat heb je je toch vaak vergist
en was je ver bij Hem vandaan,

jij, visser, die bij 't brandend vuur
ontkende dat je bij Hem was
en in het vroege morgenuur,
het lijden in zijn ogen las,

------------------------------------

jij, visser, weet dat ik herken,
het hart dat zulke dingen doet,
want ik, die echt niet anders ben,
ken ook de strijd van vlees en bloed,

------------------------------------

jij, visser, op het stille strand
is al je trots op slag vergaan,
weid nu de schapen door mijn hand
en leid ze stil achter Mij aan,

jij, visser, vis maar nauwgezet,
de wereldzee is groot genoeg,
daar vis je nimmer achter 't net,
kom, sla de hand maar aan de ploeg,

jij, visser, door de Geest geleid
ben je de wereld doorgegaan,
door moeiten, zorgen, pijn en strijd,
droeg je het kruis achter Hem aan,

jij, visser, zing maar eeuwig mee,
het lied dat in de hemel klinkt,
in 't koor dat op de glazen zee
in eeuwigheid Gods lof bezingt.