Verlamd aan beide voeten
vanaf zijn vijfde jaar,
woonde hij al die jaren
in Lo-Debar.

Lo-Debar, dode weide
een eenzaam bestaan lange tijd.
Hij deed zijn naam alle eer aan;
hij die schaamte verspreidt.

Mefiboset. Geen eer en glorie.
Een koningskind zonder paleis.
Gevlucht en beschaamd in de wereld.
Geen toekomst, geen hoop, alles grijs.

Tot David, de koning hem haalde
en bracht in Jeruzalem.
Hij gaf hem een plaats aan zijn tafel,
sprak vol van liefde met hem.
        
  ----------------

De Koning der Koningen zoekt ons,
hoe zwak en hoe kreupel wij zijn.
Hij nodigt ons toch  aan zijn tafel
en geeft ons het brood en de wijn.

Hij heeft ons gezocht en gevonden.
Gekocht en thuis verwacht.
Kreupele  koningskinderen,
volmaakt bij Zijn Vader gebracht.

Bij 2 Samuel 9.