Het huis waarin je woonde
werd in korte tijd gesloopt,
voor nieuwbouw ingeruild.
En ook je graf
achter de kerk waarin
ik vroeger ben gedoopt
is al geruimd,
de grond
geschoond.

Ik ben je kwijt
al lijkt het soms van niet.
Ik houd me groot,
maar verholen in mijn lied
blijf vorsend vragen ik:
U God misschien,
hebt U vandaag
haar nog gezien?

De plek daar langs de weg
is niet meer wat hij was.
Nieuw asfalt
heeft de route
zwart gekleurd.
Geen mens herinnert zich
wat is gebeurd
die dag.

Eén die het zag:
in letters licht van licht
schreef Hij
jouw naam.

En ooit
maar God alleen weet welke
nooit vermoede weg
zal opengaan,
zullen wij elkaar ontmoeten;
zie ik jou ten voeten uit
in vrede staan.