Jantje dobbert in zijn bootje
op de wilde levenszee
meegevoerd door hoge golven
schreeuwt de jongen; ’t is okee.
 
Vader God laat mij niet zinken
ik zal dapper voorwaarts gaan
roeien kan ik als de beste
ja daar kun je van op aan.
 
Jij denkt dat ik niet kan varen
dat ik tot de bodem zak
maar… als Vader met mij meegaat
redden wij het met gemak.
 
Ook al moet ik straks nog zwemmen
-mocht dit bootje ondergaan-
misschien dat de zee dan diep is
misschien kan ik hier niet staan…
 
maar de Vader zal mij helpen
echt… ik ben hier  niet alleen
weet dat Hij mij mee zal voeren
door die woeste  golven heen.
 
Ik kom veilig in de haven  
want ik heb een stuurman mee
ik bevaar met groot vertrouwen 
met mijn God de levenszee.