Ogen heb ik om bewust te kijken:
bomen, bloemen, vogels, luchten zien.
Oren om bewust mee te luisteren:
winden ruisen, gieren, suizen;
regendruppels roffelen, tikken;
vogels fluiten, zingen;
bladeren ritselen.

Mijn mond om bewust te proeven,
wat ik ook maar eten en drinken kan.
Handen heb ik om bewust te strelen,
voel de warmte van mijn liefste naasten,
klein, groot, jong, oud, vrouw, man.

Met mijn neus ruik ik bewust 
bloemen, koffie, aftershave,
en ik word teder gekust.

Ik kijk, luister, ruik, proef, voel,
besef in blijdschap dat ik nog leef
met een stille stem die Dank U zegt.

2002