Ze zit verdrietig bij het raam.
Ik vraag aan haar: “Wat scheelt er aan?”
Ze haalt haar schouders op en zwijgt.
Ik dring niet door tot haar verdriet.
Ze reageert ook bijna niet
op de aandacht die ze krijgt.
Ik sla mijn arm dan om haar heen
vraag: “Voel je je alleen?”
Ik zie bij haar de tranen wellen.
Zachtjes fluistert zij een naam,
maar die kan ik niet verstaan
Wat wil ze  nog meer vertellen?


Zo leeft ze in haar eigen wereld
waarin ze niet herkent.
Een mens kan daar iets aan verand’ren,
want mevrouw die is dement


Soms ga ik bij haar op bezoek
Bekijk met haar een fotoboek,
met plaatjes uit een vroeger tijd.
Ineens pakt ze mijn hand en lacht
Ik had zo’n reactie niet verwacht.
Ze zegt verstaanbaar: “Kleine meid”
Ze wijst me dan een foto aan,
waarop haar man en dochter staan.
op het strand van Scheveningen.
Ze geeft de foto dan een kus
en is zich kennelijk bewust
van die herinneringen


Zo leeft ze in haar eigen wereld
waarin ze soms herkent
Een mens kan dan haar pijn verlichten
Al is mevrouw nog zo dement


En doe ik dan het album dicht
En kijk ik weer naar haar gezicht.
Zie ik haar ogen sluiten
Haar hand laat los
ze ziet me niet.
Ze valt weer terug in haar verdriet
Het heden staat weer buiten.
Die vrouw verdrietig en dement
Kan toch genieten van ’t moment
Ik mocht het mee beleven
Met wat aandacht en respect
Heb ik bij die vrouw ontdekt
Kan ik haar leven toch zin geven


Al leeft ze in haar eigen wereld
U snapt wat ik bedoel
Als ik zeg: “Demente mensen
Klein van geest, groot in gevoel”,
Hans Cieremans