De zon scheen in je leven.
Elke dag was één groot feest.
Iedereen wilde jij liefde geven.
Nu is je leven opeens een beest.
Want nu leef je als een plant.
Dat veel water en liefde behoeft.
De ziekte heeft nu de overhand.
Het bed is waar jij nu vertoeft.

Wij zijn jou niet vergeten.
Komen elke dag even aan.
Zien dat jij niet hebt gegeten.
Ook het ontbijt zien wij staan.
Jij mag altijd op ons steunen.
Zolang je het nog wilt en kan.
Je mag steeds tegen ons leunen.
Ook zetten wij jou op de pan.

Je mag schreeuwen, huilen.
Lachen of gewoon stil zijn.
Altijd kan jij komen schuilen.
Want bij jou wordt de dag klein.
Eens zal jij er niet meer zijn.
Die dag komt steeds dichtbij.
We kunnen hem bijna zien.
Jij bent dat punt al voorbij.

Samen vouwen wij de handen.
Elk spreekt zijn eigen woord.
De ogen rusten op de wanden.
Toch heeft God ons gehoord.
Heel langzaam gaan jouw ogen.
Hier dicht en elders open.
Jouw geest is al vervlogen.
Wij gaan stil terug lopen.
Klaas van Eijbergen