Die dag dat ze met Hem waren,
beving hen een immens verdriet,
dra zou Hij ten hemel varen,
hun Meester, zij wilden het niet.

Hij had tot hen het woord gericht :
"Ik zend u Mijn bemiddelaar ",
en steeg daarna op uit hun zicht,
verbouwereerd stonden zij daar.

Ze bleven naar boven turen,
het was of ze Hem nog hoorden :
"Ik zal u de Trooster sturen...",
hoe sterkten hen deze woorden.

Twee mannen in witte kleren
zeiden : "Naar de hemel vaart Hij !"
't Waren engelen des Heren,
sprakeloos stonden zij erbij.

Al wist geen van hen het precies,
blijde hoop won het van hun smart,
alsof Zijn geest reeds in hen blies,
Hij al plaats maakte in hun hart.