Als helmgras onze duinen tooit,
bewegend met de wind mee glooit,
is het zomer in ons land.

Als de blauwe distels groeien,
in het droge zand gaan bloeien,
ligt de zomer aan mijn voet.

Als de rozenbottels geuren,
in hun allermooiste kleuren:
trilt de zomer voor mijn oog.

Als al dit moois mijn zinnen streelt,
hun aanzien zo mijn hart bespeelt,
is het zomer in mijn ziel.

Als ‘k hier al zo genieten mag,
wat zal het zijn op Christus’ dag?
Dán is het altijd zomer.

Psalm 74:17 – Hooglied 2:11,12