Het voorjaar sluimert in de berm,
vogels trekken in een zwerm:
De lente komt stilaan.

Wilgenkatjes, zilvergrijs
en hazelaartjes als bewijs:
De winter is vergaan.

Klokjes klein, als sneeuw zo wit,
zo ongerept, hoe mooi is dit:
Het voorjaar dient zich aan.

De eenden zijn van 't padje af,
duifjes lijken ook wel maf:
De lente breekt zich baan.

Het voorjaar, levendig en fris,
vertelt ons Wie de Schepper is:
Wij zien Gods Naam en faam.

Hooglied 2:11,12