Zacht ritselt het blad
langs paden en straten.
Het nestelt zich neer
onder struiken en heg.
Een vindplaats van voedsel
voor vogels, insecten.
Een veilige plek,
langs de weg.

Er fluistert muziek     
in dit jaargetijde.
God gaat Zijn weg,
de tijd gaat voorbij.
Seizoenen vertellen
de weg loopt ten einde,
maar nooit loopt hij dood
met de Heer aan mijn zij.

Als bladeren vallen
en stormen woeden.
Dan vind ik een schuilplaats
bij Jezus mijn Heer.
Daar schuil ik
en zing ik mijn loflied
voor Jezus.
Want Hij gaf mij 't leven
en komt spoedig weer.