Een boer.

Dicht bij de natuur moet hij leven,
hij is zeer gedreven.
Het boerenleven zit hem in zijn bloed,
en wat hij ook doet,
telkens weer,
ervaart hij de vreugde van het boer zijn,
het boerenleven is echt fijn.'

's Morgens vroeg is hij al in de weer
met zijn koeien,
in de verte hoort hij ze al loeien,
verse melk,elke dag opnieuw gegeven,
een van de vele dingen
van het boeren leven.

De graankorrel wordt
door hem nog gewaardeerd,
hij let nog op het weer,
wat zal het morgen doen
komt er zon, of valt er regen,
vindt het een zegen
als zijn land gedijt.

Nog èèn met de natuur,
maalt niet om op vakantie te gaan,
vindt daar dus echt
helemaal niks aan.

Eenvoud siert zijn bestaan.

Danken voor het gewas,
is bij hem nog heel gewoon,
hij is dankbaar voor zijn loon.

Lekker vindt hij het
om in de aarde te wroeten,
eenvoudige klompen
dragen zijn voeten.

Meer nodig heeft hij niet,
een paar beesten in de stal,
maar bovenal,
Gods zegen over zijn werk,
daarmee voelt hij zich gesterkt.

Tineke Ebing