De merel in de wilde kers
zingt menigmaal hetzelfde vers.
De zwaluw scheert laag over ’t dak,
vindt zo haar huis met groot gemak.
Wat is het buiten mooi!

Rivieren met hun eb en vloed
doen floor’ en fauna altijd goed,
Bedreven staat de reiger daar,
en vist haar maaltijd bij elkaar.
Wat rijk is de natuur!

Een mus wipt vlug de dakgoot in,
sticht op ons dak een nieuw gezin.
Dan vormen druppels zich tot wolk
en vallen neer op land en volk.
Wat is de schepping goed!

De Maker van dit al: Gods Zoon
schiep bovenal de mens, Zijn kroon,
die ondanks wat niet gaaf meer is,
Hem daag’lijks ziet, dat is gewis.
Wat is de Schepper groot!

Psalm 104:12 -  84:4 -  Job 38:28
Johannes 1:3 – Hebreeën 2:7