Sneeuwklokjes staan
trillend op hun stelen,
de klokjes luiden, ongehoord.
 
Lenteklokjes met hun
groter schalen schallen,
doen hun best om op te vallen,
met hun gonzen en bonzen
in de kiem gesmoord.
 
Evenzo het tinkelend luiden
van al die belletjes tesaam
van de blauwe druifjes die
in de wind hun schellen slaan.
Getrompetter van narcissen,
ze bazuinen alle kanten op.
 
In al hun luister
wordt, als gefluister,
hun muziek misschien
door eerste mugjes
en hommels vernomen,
niet door mensen die
gehaast gaan en komen.
 
Maar wie in wind,
zonneschijn en in regen
de geluiden van lentebloemen
niet kan verstaan,
geen oren heeft om ze te horen,
kan aan hun geuren en kleuren
toch niet zonder
een vleug van vreugde
al die geschapen pracht
voorbijgaan?

Voorjaar 2012