’t Is nog allerwegen winter,
maar de lente komt in zicht,
zie, de sneeuwklok en de krokus,
kleurrijk op de zon gericht.

Ook de mussen en de mezen,
brengen drukte om de deur,
veelbelovend en hoopgevend,
weg met triestheid en mineur.

Hooglied 2:11,12