Traag loop ik over het land,
mijn twijfels,
mijn gedachten
vallen mij zwaar,
om het leed,
wat ik zie om mij heen,
in de wereld,
bij mensen,
en bij het kind, dat weent.

Mijn God, help mij,
sta mij bij,
reik mij Uw Hand,
zodat ik leef,
en geven kan,
wat een ander nodig heeft,
mijn naasten
en bij het kind, dat weent.

Dan val ik, stort omlaag
in ellende,
en de angst grijpt mij,
is dit mijn lot,
is dat mijn eind?
Dan voel ik vleugels,
een arend,
die mij, het kind, draagt.

Zacht zweef ik door de vogel,
die mij schraagt,
mij neerzet op de grond,
ik kijk omhoog,
en zie Uw Hand.
Dan voel ik Uw Liefde,
raak ik overmand,
en word ik het kind dat lacht.