Bedenk, dat als je levenspad
tussen de doornen lijkt te gaan:
Hij houdt me op het smalle pad,
geen mens heeft me dit aangedaan.

Bedenk, als je bent overmand
door verdriet of zielepijn:
neem het snoeituig dan ter hand
die in Gods beloften zijn.

Bedenk als het o zo donker is
en het pad lijkt dood te lopen:
de door’nenkroon droeg Hij gewis
ook voor mij, de poort is open.

Bedenk:
In het dal,
tussen de doornen,
bloeit de lelie.