In de hof van Eden was geen graf,
daar was geen dood, verdriet of pijn;
maar het eeuwige leven was Adam beloofd,
met als enige eis, gehoorzaam te zijn.

In de hof van Eden, toen Adam sliep,
bouwde God uit zijn rib een vrouw,
die Hij hem gaf als een ‘hulp tegenover’,
die hem in alles bijstaan zou.

In de hof van Eden stond een engel,
met een uitgetrokken zwaard.
Hij bewaakte de weg naar de boom des levens,
die de mens had toegesloten op aard’.

In de hof van Gethsémané kroop Jezus,
met de punt van een vlammend zwaard op Zijn hart.
Zijn zweet liep als druppels bloed op de aarde,
een engel ondersteunde Hem in Zijn smart.

In de hof van Eden, verstopte Adam
zich angstig voor God in het struikgewas.
Maar in de hof van Gethsémané gaf Jezus,
Zich vrijwillig over, aan verrader Judas.

In de hof van Jozef van Arimathéa,
sliep de tweede Adam in het graf;
en God bouwde uit Zijn doorstoken zijde,
de bruid, die Hij Hem al in d’ eeuwigheid gaf.

In het Hemelhof is de weg geopend,
naar de Boom des levens, met zijn heerlijke vrucht.
Geen graf, dood of zwaard meer, maar eeuwige blijdschap,
want God heeft, door Jezus, Zijn mens weer terug.