De schapen worden geteld,
als ze de kooi binnengaan.
Daar staat de Herder opgesteld
laat ze onder Zijn stok doorgaan!

Eén voor één worden ze geteld.
Allen horen ze erbij,
die zich bij de ingang hebben gemeld.
Als ze elders inbreken en daarbij

binnenkomen, zijn ze niet geteld!
Horen ze niet bij de kudde.
En als ze dan zijn: ongeteld,
zal de Herder ze niet dulden!

De goede Herder kent Zijn schapen.
Niet één ontgaat er aan Zijn oog!
Zijn liefde voor hen is het wapen,
waarvoor de vijand vervloog!

Zijn schapen kennen ook Zijn stem.
Daarin zijn ze geoefend,
heel persoonlijk door de Herder!
Door Zijn alvermogen, al lokkend.

Zo word ik elke dag geteld,
als ik aan Zijn voeten neerkniel.
Dat is de plaats waar Hij telt.
Worstelend als Jacob bij Pniël.

(bij Psalm 23)