Ik zit alleen
in mijn woondoos.
Probeer de kou buiten te houden,
het virus dat naar binnen wil
met grijparmen zoekend naar
tevredenheid, geluk en gezondheid.

Ik zit alleen
in mijn hoofddoos.
De angst wil er niet uit,
maar niemand mag dat merken.
Ik ben ook niet vitaal,
wel klein en afhankelijk.

Ik zit alleen
in mijn gebedsdoos.
Vertwijfeld gooi ik het er uit,
schreeuw in mijn onmacht.
Maar ben niet alleen,
weet me geliefd, gehoord.