Hoe hard een hart ook zijn kan voor genade
of zich zelfs afkeert van Mijn wegen,
‘t zal op Mijn tijd toch zeer gewillig zijn
en smeken om Mijn zegen.

Want op de dag dat Ik een ziel ga trekken,
is voor Zacheüs geen enkele boom te hoog.
Een bloedvloeiende vrouw zal naar Mijn kleed haar handen strekken;
een blinde zal Mij smeken om een ziende oog.

De doven zullen vragen hun oren te doorboren
opdat zij uit Mijn mond verlossing kunnen horen.
Melaatsen zullen Mij om hun genezing vragen.
Een lamme wordt door vrienden tot voor Mijn voet gedragen.

Een heer smeekt om genezing voor zijn knecht,
de ouders voor hun kinderen, een weduwe om recht.
Een moordenaar aan ‘t kruis vraagt enkel een gedachte.
Ze komen in een stroom tot Mij, de zieken en verachten.

Al wat de Vader Mij gegeven heeft,
zal op een dag met smeking tot Mij komen.
‘t Onedele, het zwakke, zelfs de slechtste,
want juist voor dezen ben Ik nu gekomen!


Ps. 110:3 | Luk. 18:3, 15 en 35 | Matt. 4:24 en 8:2 en 6 | Joh. 6:37 | 1 Kor. 1:26-31