Samenspannen de groten der aarde,
en richten zich tegen de Gezegende van de Heer.
In hun verwaandheid keren zij zich af van Hem,
en trotseren hun vergankelijkheid.
Breken willen zij de band met God,
verlangend naar een andere vrijheid.
Maar spot zal hun beloning zijn,
en de Goddelijke toorn zal nederdalen,
dreiging zal over hen heersen,
want de Heer heeft tot mij gezegd,
overleveren zal ik hen aan U,
schenken zal ik U hun leven,
en hun land.
Verpletteren zal ik hen,
leren zal ik hen de vreze Gods,
opdat zij worden opgenomen
onder de verstandingen,
die oprecht vertrouwen op de Heer.