De wind raast door de takken en bomen.
Zwaait met haar vlagen in het rond.
Verjaagt onze stilte, de dromen
en kust in 't voorbijgaan de grond.

De wolken zijn vliegende vlagen.
Ze gaan waar de wind hen naar drijft.
Hopende op zonnige windstille dagen
waarop de dichter de stilte beschrijft.

Maar morgen verwaaien de wolken.
De wind wordt gedwongen te gaan.
En door de landen en roerige volken
breekt nu de vredige stilte weer aan.

't is weer voorbij, de zon heeft gewonnen.
De storm heeft haar onmacht gehoord.
Er is weer een windvrije dag blij begonnen,
Heeft God in de storm onze bede verhoord?

Dan zullen de woorden in ons bezinnen.
Wat leert ons de storm en de woelige wind?
Is het om steeds weer opnieuw te beginnen?
En dan te geloven, geloven als een kind?